22994 |
fluit |
fluit:
flèit (L355p Peer),
fluitje:
flèiteke (L355p Peer)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22995 |
fluiten |
fluiten:
flèiten (L355p Peer)
|
Fluiten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
een floere broek (L355p Peer),
in floere brok (L355p Peer),
ən flūrən brok (L355p Peer)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vē̜lǝsmēr (L355p Peer)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
zoog:
zō.x (L355p Peer)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (L355p Peer),
fooi:
drinkgeld
fooi (L355p Peer),
fooitje:
drinkgeld
fooike (L355p Peer)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
groot stuk:
grūt stek (L355p Peer)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Hä zal fertien māken (L355p Peer),
Hè zal fortuin maken (L355p Peer),
zich rijk maken:
Hê zal zich rijk maken (L355p Peer)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
hennenbeer:
hinnebeer (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
framboos [ZND 34 (1940)], [ZND m]
I-7
|
18784 |
franje |
frandel:
fraandels, fraandelen (L355p Peer),
Fraandels waren aafhangende dreehj of dreeh.
fraandels (L355p Peer)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)]
III-1-3
|