21465 |
gemeente |
gemeent:
gemēͅnt (L355p Peer, ...
L355p Peer),
gemènt (L355p Peer),
gemeente:
gemēͅnte (L355p Peer),
gemènte (L355p Peer)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeͅntenhaus (L355p Peer),
gemèntehous (L355p Peer, ...
L355p Peer),
stadhuis:
stadhous (L355p Peer)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentewei:
gǝmē̜ntǝwē̜ (L355p Peer),
gǝmɛntǝwē (L355p Peer)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
heks van een wijf:
hɛks van ən wijf (L355p Peer),
kwaad wijf:
dɛ es ən kø͂ͅt wijf (L355p Peer),
kwade rammel:
koi rammel (L355p Peer)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
beter:
beter (L355p Peer),
genezen:
genāēzen (L355p Peer),
wier genèzen (L355p Peer)
|
genezen [ZND m] || genezen: De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)] || hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachterij:
pachterij (L355p Peer),
pachthoeve:
pachthoeve (L355p Peer)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gəpénsionneerd (L355p Peer)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsstier:
prɛi̯.sstī.r (L355p Peer)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
gərēmtə (L355p Peer)
|
een geraamte [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
e gerieflek haus (L355p Peer),
e gerieflijk huis (L355p Peer),
e gerifelek hø͂ͅs (L355p Peer)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|