24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wörtelle (L381b Pey)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17679 |
wreef |
wreef:
vreef (L381b Pey),
vrēf (L381b Pey)
|
wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25237 |
zachte wind, briesje |
floet:
floet (L381b Pey)
|
nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zantj bank (L381b Pey)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korreltje:
kurrelkə zantj (L381b Pey),
körrelke (L381b Pey),
spiertje:
spéérke (L381b Pey)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24938 |
zavel, lichte klei |
kleizand:
klei zantj (L381b Pey),
kwarts:
kwarts (L381b Pey),
zavel:
zavel (L381b Pey)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33590 |
zeekool |
splijtkool:
spléétkoal (L381b Pey)
|
De overblijvende plan met dikke knoestige wortelstok en talrijke uitlopers waaruit hier en daar stengels opstijgen; de bladen geven een zeer vroege, smakelijke groente waarmee men ze in het voorjaar tegen de invloed van het licht beschermt; zeekool (oudew [N 82 (1981)]
I-7
|
19472 |
zeemlap |
leren lap:
lēͅrə lap (L381b Pey, ...
L381b Pey)
|
zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
zī gəbroektj bī dən āfwas nŏg altīd broen zèjp (L381b Pey)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
25140 |
zeer warm weer |
hits:
hits (L381b Pey, ...
L381b Pey)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|