24566 |
dennentakje met een harsknopje |
top:
töp (L381b Pey),
wierooksknop:
wierouksknöp (L381b Pey)
|
Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] || Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
knaar:
knôâr (L381b Pey),
stob:
stôp (L381b Pey)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20597 |
desemen |
desemen:
deesemə (L381b Pey),
zuurdesemen:
zōērdejseme (L381b Pey)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugeneet (L381b Pey, ...
L381b Pey),
vlegel:
vlaegəl (L381b Pey)
|
deugniet [DC 11 (1942)]
III-1-4
|
21310 |
dief |
dief:
deef (L381b Pey)
|
dief [DC 11 (1942)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dēnblāt (L381b Pey),
schenkblad:
šeͅŋk˂blāt (L381b Pey),
theeblad:
tīəblāt (L381b Pey)
|
dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
17676 |
dij |
dij:
die (L381b Pey),
dèj (L381b Pey)
|
dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20532 |
dik worden |
binden:
bénjə (L381b Pey),
dijen:
dik (L381b Pey)
|
dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24899 |
dinsdag |
dinsdag:
dèènsdig (L381b Pey)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)]
III-4-4
|
22665 |
dirigent |
directeur:
directeur (L381b Pey)
|
De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|