20324 |
dood (bn.) |
dood:
doad (L381b Pey, ...
L381b Pey),
doead (L381b Pey),
doèd (L381b Pey)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doeādskist (L381b Pey),
doədskis (L381b Pey),
dôodskis (L381b Pey)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodsmantel:
doadsmantjel (L381b Pey),
soms werd door de overledene bij leven al bepaald dat de draad en de naald waarmee het doodskleed werd dichtgenaaid in de stof moest blijven steken
doodsmantel (L381b Pey)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn (mv.):
dör (L381b Pey)
|
doornen [DC 23 (1953)]
III-4-3
|
33521 |
doperwten |
doperwten:
döperte (L381b Pey)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
dörp (L381b Pey)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20903 |
dorst |
dorst:
doos (L381b Pey, ...
L381b Pey,
L381b Pey),
dōst (L381b Pey)
|
dorst [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
24664 |
dovenetel (alg.) |
doofnetel:
-
douf ne:təl (L381b Pey),
douf netel (L381b Pey)
|
witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
17856 |
draaien |
draaien:
drejje (L381b Pey),
drĕjə (L381b Pey),
drèje (L381b Pey)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
24950 |
draaikolk |
draaikolk:
drèjkolk (L381b Pey),
kolk:
kölk (L381b Pey)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|