33528 |
framboos |
framboos:
framboeas* (L381b Pey),
mv: -ze
frambooze (L381b Pey)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
25240 |
fris weer |
koud:
kauwt (L381b Pey),
käöwd (L381b Pey)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20494 |
fruit eten |
snaaien:
snááiə (L381b Pey),
snageren:
snaachərə (L381b Pey),
snààgere (L381b Pey)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20536 |
fruiten |
bakken:
bakkə (L381b Pey),
fruiten:
fruitə (L381b Pey)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
gaan liggen:
de windj geit likke (L381b Pey),
liggen:
⁄t liggə (L381b Pey)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L381b Pey),
goed gaar:
gōōt gáár (L381b Pey),
murg:
mörch (L381b Pey)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24650 |
galnoot |
galappeltje:
galeppelkes (L381b Pey),
inktappeltje:
ínkeppelkes (L381b Pey)
|
De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20980 |
garnaal |
garnaal:
garnāl (L381b Pey)
|
garnaal, enkelv. [DC 18 (1950)]
III-2-3
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
gat:
Franse o uit Rome
Die vrouw hètj ə gaad in de hoas (L381b Pey)
|
Die vrouw heeft een gat in haar kous. [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
17623 |
gebit |
gebit:
gans gəbēt (L381b Pey),
goot gebit (L381b Pey)
|
Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)]
III-1-1
|