18939 |
gereed |
klaar:
klaor (L381b Pey),
kloar (L381b Pey)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
gewéér (L381b Pey)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (L381b Pey),
gəzicht (L381b Pey)
|
gezicht [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25141 |
gieten, hard regenen |
hel regenen:
hĕl raigənə (L381b Pey),
het regent dat het klatert:
het riagnənt dĕt ’t klātərtj (L381b Pey)
|
hard regenen, het regent hard [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glāt (L381b Pey)
|
glad [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
20556 |
glazig |
glazerig:
glāāzerig (L381b Pey),
glazig:
glaszig (L381b Pey)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24316 |
glimworm |
vuurworm:
vuurworm (L381b Pey),
vuurwormpje:
vuurwurmke (L381b Pey),
vuurwörmke (L381b Pey, ...
L381b Pey)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluupərig (L381b Pey),
luipetig:
loepetig (L381b Pey)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (L381b Pey)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
⁄t golftj (L381b Pey)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|