e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Pey

Overzicht

Gevonden: 1062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoest aanwas: àànwas (Pey), knoest: knoest (Pey) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knoflook knoflook: knôflouk (Pey) [DC 13 (1945)] I-7
knokkelkuiltjes kotjes: kuutjes (Pey), kuiltjes: kuulkes (Pey) De deukjes op de gewrichten tussen hand en vinger, die men ziet op de handjes van dikke babys, maar ook wel bij dikke kinderen en mensen? [DC 21 (1952)] III-1-1
knop waaruit twijg groeit knop: knöp (Pey), oog: ôûch (Pey) De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
knotten van wilgen knotten: knotte (Pey) het knotten van wilgen, d.w.z. een wilg zodanig snoeien dat er een knotwilg ontstaat [DC 13 (1945)] III-4-3
koekoeksbloem koekoeksbloem: vele kennen hier geen naam voor, degene die haar wel kennen zeggen aldus  koekoeksblom (Pey) echte koekoeksbloem [DC 17 (1949)] III-4-3
koele wind het is koel: keul zeen (Pey), koele wind: keule windj (Pey) koele wind [koeltje] [N 81 (1980)] III-4-4
koets (alg.) koets: koets (Pey) een vierwielig, geheel gesloten rijtuig, door een of meer paarden getrokken [koets, toegerij, toekoets] [N 90 (1982)] III-3-1
koken (intr.) koken: kaoke (Pey, ... ) koken [DC 03 (1934)] III-2-3
konijnenhol konijnspijp: knienspiep (Pey) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2