22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
spelə (L381b Pey)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)]
III-3-2
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessen:
prinses (L381b Pey),
slabonen:
slaajbóán (L381b Pey)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
sudderen:
sudderə (L381b Pey)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21373 |
spijbelen |
uit de school steken:
oet də sjoeal stèkə (L381b Pey)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spünne (L381b Pey)
|
Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24658 |
spint, zachte houtlaag onder de schors |
spint:
spént (L381b Pey)
|
De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33589 |
spitskool |
spitskool:
spitskóál (L381b Pey),
spitsmoes:
spitsmóós (L381b Pey)
|
De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)]
I-7
|
24359 |
spitsmuis |
veldmuis:
veldmoes (L381b Pey)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33639 |
splijtkool |
splijtkool:
spléétkoal (L381b Pey)
|
[N 82 (1981)]
I-7
|
24706 |
splitsing van de stam |
vork:
vôrk (L381b Pey)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|