19806 |
spons |
spons:
spons (L381b Pey),
spuns (L381b Pey)
|
spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21160 |
spoorweg |
spoorweg:
spoorweeg (L381b Pey)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
šprōͅt (L381b Pey)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
spriĕf (L381b Pey),
sprièw (L381b Pey),
spriéw (L381b Pey),
spréew (L381b Pey),
spréëw (L381b Pey)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (L381b Pey),
kallə (L381b Pey),
spreken:
spraeke (L381b Pey)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprinkelen:
sprinkele (L381b Pey)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24963 |
springvloed |
springtij:
sprèngtie (L381b Pey)
|
springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sjprinkhaan (L381b Pey),
sprenkhaan (L381b Pey),
sprènkhaan (L381b Pey, ...
L381b Pey)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
scheuten (maken):
sjéút make (L381b Pey)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17910 |
spuiten |
spuiten:
spuite (L381b Pey, ...
L381b Pey),
spuitə (L381b Pey)
|
spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|