e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q161p plaats=Piringen

Overzicht

Gevonden: 1033
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden leiden: (Piringen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lende lende: pijn in de lende (Piringen) ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] III-1-1
lendenen en kuil miltkuil(en): mi.lkau̯l (Piringen) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
leunstoel leenstoel: lø&#x0304nstul (Piringen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder bedelaar: beideler (Piringen) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
leverpastei pat: pā.teͅi (Piringen) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverpat: leverpaté (Piringen), witte pens: witə pɛ.ns (Piringen) leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
lichaam lichaam: lichaam (Piringen), lijf: leyf (Piringen) het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] III-1-1
lied, liedje lied: liedj (Piringen), liedje: lietjə (Piringen), litsjə (Piringen) Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [RND] III-3-2
lies lies: lii̯s (Piringen), plooi: plooie (Piringen) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, III-1-1