e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afronden afranden: āfrandjǝ (Posterholt), afsnuiten: āfšnūtǝ (Posterholt) De voorzijde van de treden afronden. [N 55, 111a] II-9
afscheuren, afritsen afrijten: aafriete (Posterholt) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afschrijflat rei: rīj (Posterholt) Een zuiver vlak en recht geschaafde lat, soms voorzien van een maatindeling, waarlangs men een rechte lijn kan trekken en waarmee men kan controleren of iets recht is. Zie voor het door invullers uit Geulle (Q 18) en Mechelen (Q 204a) opgegeven woordtype ril ook DL, pag. 571 s.v. ɛr√ªleɛ en RhWb (VII), kol. 428 s.v. ɛRilleɛ.' [N 53, 185a; N 53, 185c; monogr.] II-12
afschrijfmal mal: mal (Posterholt), winkelplank: weŋkǝlplaŋk (Posterholt) Dun plankje waarmee men op de trapbomen van een rechte trap of steektrap de hoogte en breedte van de treden aftekent. Het bestaat uit een plankje dat aan de onderzijde de afmeting heeft van de aantrede plus de wel plus het voorhout. De hoogte van de mal is gelijk aan de optrede van de trap. Aan de mal is een geleidelatje bevestigd zodat het geheel langs de bovenkant van de boom kan worden bewogen. [N 55, 94b] II-9
afschrijfpunt priem: prim (Posterholt) Stalen stift met punt, soms met houten handvat, die wordt gebruikt om op het hout bewerkingslijnen af te schrijven. Zie ook afb. 98. [N 53, 183a] II-12
afschrijven afschrijven: āfšrīvǝ (Posterholt), aftekenen: āftęjkǝnǝ (Posterholt) Met behulp van het dubbele kruishout op stijlen en dorpels de plaatsen aantekenen waar de pennen en gaten moeten worden aangebracht. [N 55, 4b] II-9
afschuimen afscheppen: āfšøpǝ (Posterholt) De gist afscheppen met behulp van een schuimlepel. [N 35, 69; N 35, 71] II-2
afschuinen afsnuiten: āfšnøtǝ (Posterholt), kanten: kantjǝ (Posterholt) De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld een plank, schuin afschaven. [N 53, 125a; monogr.] II-12
afschuining schuinse kant: šȳnsǝ kantj (Posterholt), vellingkant: vęleŋkantj (Posterholt) De schuinte die ontstaat door de kant van een stuk hout te schaven. Zie ook afb. 52. Vgl. voor het woordtype vaas, dat werd opgegeven door de respondent uit Mechelen (Q 204a), ook wnt XVIII, kol. 632, s.v. vasche, ø̄reep, strookø̄. Wanneer twee stukken hout die elk aan de lange, smalle zijde van een afschuining zijn voorzien, tegen elkaar worden bevestigd, ontstaat een V-vormige uitsparing, die visbek wordt genoemd. [N 53, 125b; monogr.] II-12
afslaan, van noten houwen: WLD  neut houwe (Posterholt) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7