e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glassponning glassponning: glāsšpǫneŋ (Posterholt) Sponning in de regels en stijlen van een glasdeur, waarin de glasruit wordt geplaatst. [N 55, 29b] II-9
glazenkast glazenkast: glaazekas (Posterholt) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazen: glaaze éérpel (Posterholt) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur email: emaille (Posterholt) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
gleuf sleuf: šlø̄f (Posterholt) De gleuf in de kop van de houtschroef, waar de vouw aan het uiteinde van de schroevendraaier in past. Een afgekeurde schroef zonder gleuf werd in Posterholt (L 387) jongetje (jø̜ŋskǝ), in Wellen (Q 78) mannetje (mɛnǝkǝ) en in Venlo (L 271) kletskop (klɛtskǫp) genoemd.' [N 54, 37e; monogr.] II-12
glijbaan roetsjbaan: roetsjbaan (Posterholt, ... ) Glijbaan: 1. in speeltuin. || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden litsen: litsje (Posterholt), roetsjen: roetsje (Posterholt), slidderen: sjliddere (Posterholt), sjlidderen (Posterholt) glijden [SGV (1914)] || Glijden. || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2
glimlachen glimlachen: glimlache (Posterholt), monkelen: mòònkele (Posterholt) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4
glimworm glimwormpje: WLD  glimwurmke (Posterholt), vuurwormpje: vuurwŭrmke (Posterholt) glimworm [SGV (1914)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] III-4-2
gloed hits: hits (Posterholt) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1