34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (L387p Posterholt)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
30358 |
insteekslot |
insteekslot:
enštē̜kšlǭt (L387p Posterholt)
|
Slot dat in de deur is ingelaten en met behulp van de belegplaat, waarvan de beide uiteinden voorbij het slot uitsteken, in de deurstijl wordt vastgeschroefd. [N 54, 101]
II-9
|
30439 |
intanden |
intanden:
entan(d)jǝ (L387p Posterholt)
|
De ingekorte balken van een balklaag in het raveelhout inlaten. Deze balken worden daartoe van een blokvormig uitsteeksel (tand) voorzien dat past in een inkapping in het raveelhout. Het geheel wordt met spijkers vastgezet. [N 54, 121c]
II-9
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L387p Posterholt)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25589 |
invetten |
instrijken:
enstrīkǝ (L387p Posterholt)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
31796 |
inzagingen maken |
inzegen:
enzē̜gǝ (L387p Posterholt)
|
Sleuven in het hout zagen waardoor de veerkracht ervan vergroot wordt en het hout gemakkelijker gebogen kan worden. [N 53, 23b]
II-12
|
21867 |
inzet |
inzet:
inzit (L387p Posterholt)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L387p Posterholt)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
pekelen:
paekele (L387p Posterholt),
pékele (L387p Posterholt),
zouten:
zaute (L387p Posterholt)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
pupil:
pupil (L387p Posterholt)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|