e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
averechts, achterstevoren verkeerd: verkeerd (Posterholt) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Posterholt) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondeten: aoventééte (Posterholt), auvend aete (Posterholt), avondseten: aovesaete (Posterholt) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
avondwake avondmis: aovendmaes (Posterholt), rozenkrans: roozekrans (Posterholt) De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)] III-3-3
azijn edik: aek (Posterholt) azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baalschort scholk: sjolk (Posterholt) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs litsen: Sub GLIJDEN.  litsje (Posterholt), roetsjen: Sub GLIJDEN.  roetsje (Posterholt), slidderen: sjliddere (Posterholt, ... ), sjlidderen (Posterholt), Sub GLIJDEN.  sjliddere (Posterholt) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Baantje glijden. || glijden [SGV (1914)] || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-3-2
baard baard: baart (Posterholt) baard [DC 01 (1931)] III-1-1
baarmoeder pruim: proem (Posterholt) baarmoeder [N 10c (1995)] III-1-1
babbelaar babbeltje: babbelsjö (Posterholt) babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] III-2-3