25073 |
averechts, achterstevoren |
verkeerd:
verkeerd (L387p Posterholt)
|
niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23257 |
avondgebed |
avondgebed:
aovendgebed (L387p Posterholt)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aoventééte (L387p Posterholt),
auvend aete (L387p Posterholt),
avondseten:
aovesaete (L387p Posterholt)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24061 |
avondwake |
avondmis:
aovendmaes (L387p Posterholt),
rozenkrans:
roozekrans (L387p Posterholt)
|
De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20546 |
azijn |
edik:
aek (L387p Posterholt)
|
azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18282 |
baalschort |
scholk:
sjolk (L387p Posterholt)
|
voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
litsen:
Sub GLIJDEN.
litsje (L387p Posterholt),
roetsjen:
Sub GLIJDEN.
roetsje (L387p Posterholt),
slidderen:
sjliddere (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
L387p Posterholt),
sjlidderen (L387p Posterholt),
Sub GLIJDEN.
sjliddere (L387p Posterholt)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Baantje glijden. || glijden [SGV (1914)] || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
baart (L387p Posterholt)
|
baard [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17720 |
baarmoeder |
pruim:
proem (L387p Posterholt)
|
baarmoeder [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20551 |
babbelaar |
babbeltje:
babbelsjö (L387p Posterholt)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|