34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
koe:
[koe] (L387p Posterholt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34284 |
koekenbreker |
molen:
mølǝ (L387p Posterholt)
|
Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7]
I-11
|
19407 |
koekenpan |
pan:
pan (L387p Posterholt)
|
Platte pan met een steel voor het bakken van pannekoeken, eieren, etc. (koekepan, pan) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20750 |
koekje |
knapkoek:
knapkook (L387p Posterholt),
platsje:
pletskes (L387p Posterholt)
|
Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33880 |
koekje dat de veulens bij de geboorte in de mond hebben |
milt:
meltj (L387p Posterholt)
|
Klein, gelig en sponzig klontje, dat met de ademhaling verband houdt. Het ligt op de tong van de pas geboren veulentjes. Meestal valt het bij de geboorte op de grond tussen het stro, droogt onmiddellijk op en is dan vrijwel onvindbaar. [N 8, 55 en 56]
I-9
|
20741 |
koekje van overgeschoten deeg |
kreupel, een -:
kreupelle (L387p Posterholt)
|
Koekjes van onbepaalde vorm, van overgeschoten deeg gebakken voor kinderen (kreupelkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24871 |
koekoeksbloem |
koekoeksbloem:
WLD
koekoeksbloom (L387p Posterholt),
zwaardgras:
hanepoot WLD = hanepoot
sjwaardgraas (L387p Posterholt)
|
hanepoot [N 92 (1982)] || Koekoeksbloem (lychnis flos cuculi 30 tot 80 cm hoog. De stengels zijn ruw behaard; de bladeren zijn smal lancetvormig en tevens ruw behaard; de bloemen groeien in losse schermen, de kroonbladeren zijn in 4 smalle slippen verdeeld en licht- tot donkerro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25771 |
koelbak |
koelschip:
kø̄lšep (L387p Posterholt)
|
De kuip of platte bak waarin de kokende wort wordt afgekoeld. Zie afb. 9. Volgens de respondent uit L 290 werd gekoeld in een koperen bak die ongeveer 20 centimeter diep was. [N 35, 31; N35, add.]
II-2
|
25224 |
koele wind |
koel windje:
keul winsje (L387p Posterholt)
|
koele wind [koeltje] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25919 |
koelkuip |
zijpnatsbak:
zīpnātsbak (L387p Posterholt)
|
De kuip waarin de warme stroop afgekoeld wordt. In Q 249 had men een speciale, koperen koelbak, terwijl de respondent uit L 387 daarvoor een wasketel gebruikte. Volgens de invuller uit L 295 deed men vroeger de stroop meteen in de potten en ging men pas later gebruik maken van een koelbak. [N 57, 32a]
II-2
|