e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koude drukte maken bohei maken: behèj maake (Posterholt) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] III-1-4
koude mist koude mist: kawwe mis (Posterholt) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: eene kauwe windj (Posterholt), noordenwind: noordewindj (Posterholt) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: koudvuur (Posterholt) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous met knoopjes slobkous: sjlopkause (Posterholt) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen hoos: Die haos is gans rechht, dao zitten gein minderingen in het bein (Posterholt), Het bein van die haos is te kort (Posterholt), hoas (Posterholt), n kousen]: haos (Posterholt) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] || kous [SGV (1914)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband bindel: bingel (Posterholt, ... ) kousenband [N 07 (1961)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kousenwol wol: wòl (Posterholt) Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Posterholt) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte bohei (rh.): behèj (Posterholt) drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4