21340 |
kramer |
kramer:
kriêmer (L387p Posterholt)
|
kramer [SGV (1914)]
III-3-1
|
33896 |
krampig |
(het heeft de) kramp:
kramp (L387p Posterholt)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
24045 |
kransen |
kransen:
krenze (L387p Posterholt)
|
Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gazet (L387p Posterholt),
gezit (L387p Posterholt)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (L387p Posterholt),
kratsen (L387p Posterholt)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
kreef (L387p Posterholt)
|
kreeft [SGV (1914)]
III-2-3
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
oude arm:
auwe erm (L387p Posterholt),
poel:
pôôl (L387p Posterholt)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
kreekel (L387p Posterholt)
|
krekel [SGV (1914)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
brand:
brandj (L387p Posterholt)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbol:
krinteboolle (L387p Posterholt)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|