e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krijgertje spelen nalopen: Sub TIKKERTJE.  naoloupe (Posterholt), tikken: tikke (Posterholt) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Tikkertje spelen. III-3-2
krijsen keken: kake (Posterholt) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krioelen wemelen: wiemele (Posterholt) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kroep kroep: krop (Posterholt) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroeshaar: kroesjhaor (Posterholt) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krom, met bochten krom: kròòmp (Posterholt), (o. u kort).  kroĕmp (Posterholt) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom [SGV (1914)] III-4-4
krommen krommen: (van pijn).  krŭmmen (Posterholt) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: buige (Posterholt), krommen: #NAME?  krŭmmen (Posterholt), ombuigen: ŏĕmbuige (Posterholt) krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
krompasser maatpasser: mǭtpasǝr (Posterholt) Passer met gebogen benen en stompe punten die dient om bolvormige en onregelmatige vormen op te meten. De wagenmaker bijvoorbeeld gebruikt de krompasser bij het draaien van wielnaven. Hij meet er de doorsnede van de naven mee op. Zie ook afb. 109. In Bilzen (Q 83) werden met de verdiktepasser de spijlen van trapleuningen nagemeten. Die werden balusters (baløstǝrs) genoemd. Zie ook het lemma ɛbalusterɛ in Wld II.9, pag. 152.' [N 53, 193b-c; N G, 16a] II-12
kroonluchter kroonluchter: kroonluchter (Posterholt) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3