e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruinschering tonsuur (<fr.): tonzuur (Posterholt) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruipende boterbloem boterbloem: WLD  bòòterbloom (Posterholt) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruis kruis: kruuts (Posterholt) kruis [SGV (1914)] III-3-3
kruis of munt kop of munt: Sub KRUIS.  kop af muntj (Posterholt), kruis of munt: kruus of muntj oomsjmiete (Posterholt), Sub KRUIS.  kruuts af muntj (Posterholt) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] || Kruis of munt. III-3-2
kruisbeeld crucifix (<lat.): krusefiks (Posterholt), kruis: kruuts (Posterholt, ... ), kruislieveheer: kruutslivenhiër (Posterholt) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbes knoersel: knōrzjəl (Posterholt), WLD = kruisbes  knoorsjel (Posterholt, ... ) kruisbes [N 92 (1982)] I-7
kruisbladige wolfsmelk molleplant: Euphorbia peplus Ll.  molleplantj (Posterholt), WLD  mòòleplant (Posterholt) Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)] || tuinwolfsmelk III-4-3
kruisdagen kruisdagen: kruutsdaag (Posterholt) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisheer kruisheer: kruusheer (Posterholt) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruishengsel kruisgeheng: krȳts˲gǝhęŋ (Posterholt) Soort hengsel dat op deuren ramen, luiken of hekken wordt bevestigd ten einde ze draaibaar te maken. Het bestaat uit twee ongelijke delen waarvan het lange, smalle, de 'veer', op de deur en het korte op het kozijn of in de muur wordt aangebracht. Zie ook afb. 60. De woordtypen 'staartgeheng', 'staartscharnier' en 'staartlee' zijn specifiek van toepassing op een hengsel waarvan beide veren even lang zijn. De bout is bij dit soort hengsels doorgaans vastgeklonken. [N 54, 79; monogr.] II-9