e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepe, doortrapte kerel fijne, een -: fīēne (Posterholt) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] III-1-4
lepelboor lepelboor: lē̜pǝlbǭr (Posterholt) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
leraar leraar: leeraar (Posterholt) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap beenkap: beinkap (Posterholt), gamasche: kemarsje (Posterholt) Hoe noemt u het deel van de laars dat het been boven de voet omsluit? [N 60 (1973)] || lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: sjtedeere (Posterholt) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leugen leugen: leuge (Posterholt) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leuninghouders leuninghouders: lø̄ǝneŋhǫwtǝrs (Posterholt) Haakvormige ijzers waarmee de trappeleuning aan de muur of op de smetplank wordt bevestigd. [N 55, 140] II-9
leunknop van de booromslag boorknop: bǭrknup (Posterholt) De platronde bol aan de bovenzijde van de booromslagwaarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk uitoefent op het boorijzer. Zie ook afb. 81. [N 53, 161e; monogr.] II-12
leunstoel armstoel: ɛrmštōl (Posterholt), fauteuil: fətøͅi̯ (Posterholt), zetel: zaetel (Posterholt), zēͅtəl (Posterholt), zorg: zøͅrx (Posterholt) een leuningstoel (fauteuil, zetel) [N 56 (1973)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
levend vlees onder de huid leven, het -: laeve (Posterholt) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1