18955 |
lepe, doortrapte kerel |
fijne, een -:
fīēne (L387p Posterholt)
|
een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31924 |
lepelboor |
lepelboor:
lē̜pǝlbǭr (L387p Posterholt)
|
Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.]
II-12
|
21748 |
leraar |
leraar:
leeraar (L387p Posterholt)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
beenkap:
beinkap (L387p Posterholt),
gamasche:
kemarsje (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u het deel van de laars dat het been boven de voet omsluit? [N 60 (1973)] || lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
sjtedeere (L387p Posterholt)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (L387p Posterholt)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30424 |
leuninghouders |
leuninghouders:
lø̄ǝneŋhǫwtǝrs (L387p Posterholt)
|
Haakvormige ijzers waarmee de trappeleuning aan de muur of op de smetplank wordt bevestigd. [N 55, 140]
II-9
|
31939 |
leunknop van de booromslag |
boorknop:
bǭrknup (L387p Posterholt)
|
De platronde bol aan de bovenzijde van de booromslagwaarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk uitoefent op het boorijzer. Zie ook afb. 81. [N 53, 161e; monogr.]
II-12
|
19383 |
leunstoel |
armstoel:
ɛrmštōl (L387p Posterholt),
fauteuil:
fətøͅi̯ (L387p Posterholt),
zetel:
zaetel (L387p Posterholt),
zēͅtəl (L387p Posterholt),
zorg:
zøͅrx (L387p Posterholt)
|
een leuningstoel (fauteuil, zetel) [N 56 (1973)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
laeve (L387p Posterholt)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|