e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mankeren mankeren: mangkere (Posterholt), mankeeren (Posterholt), schelen: sjeele (Posterholt) mankeren [SGV (1914)] || Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] || schelen, mankeren [SGV (1914)] III-1-2
mannelijk geslachtsorgaan piemel en kloten: piemel en kloote (Posterholt) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1
mannelijk kalf stierenkalfje: stīrǝ[kalfje] (Posterholt) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk ree mannetjesree: menkesree (Posterholt) Ree, mannetjesree [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijk schaap bok: bok (Posterholt) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: Sub DUIF.  haore (Posterholt), mannetje: Sub DUIF.  menke (Posterholt) Mannetjesduif. III-3-2
mannelijke eend wender: wɛndǝr (Posterholt) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke gans gant: gānjt (Posterholt) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Posterholt), buq (Posterholt), bokje: bøkskǝ (Posterholt) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke merel merel: méérel (Posterholt) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1