20407 |
meerderjarig |
mondig:
munjig (L387p Posterholt),
mönjig (L387p Posterholt)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
meersjtummige maes (L387p Posterholt)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L387p Posterholt),
mɛ.istər (L387p Posterholt)
|
(school)meester [RND] || meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
30819 |
meesterknecht |
voorman:
vȳǝrman (L387p Posterholt)
|
Voorman in een timmerbedrijf. De meesterknecht staat aan het hoofd van een groep timmermansknechten. Hij verdeelt de werkopdrachten en ziet toe dat het werk goed uitgevoerd word. [N 55, 172b]
II-12
|
28868 |
meetlint |
meetband:
mē̜t˱bantj (L387p Posterholt)
|
Een in centimeters verdeeld lint om te meten. [N 53, 186a]
II-12
|
21882 |
meevaller |
meevallertje:
mitvellerke (L387p Posterholt)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22452 |
meiboom |
mei:
męjǝ (L387p Posterholt),
meiboom:
maibaum (L387p Posterholt)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dēnstbǭ (L387p Posterholt),
maagd:
māt (L387p Posterholt),
māx (L387p Posterholt),
meisje:
męi̯tšǝ (L387p Posterholt)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
döre (L387p Posterholt),
varkenskers:
WLD = meidoorn
verkeskeersj (L387p Posterholt)
|
haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (L387p Posterholt),
meikèver (L387p Posterholt),
WLD
meikééver (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)]
III-4-2
|