e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nestelen bouwen: boewe (Posterholt), timmeren: tummere (Posterholt) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nesten uithakken inkrozen: enkrōzǝ (Posterholt) Nesten met behulp van de kapbeitel in de trapboom uithakken. [N 55, 113] II-9
nesten uitschaven uitkrozen: ūtkrōzǝ (Posterholt) De uitgekapte nesten met behulp van de grondschaaf zuiver op diepte maken. [N 55, 114] II-9
nestverlater vlug: vlök (Posterholt) op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1
neus naas: nās (Posterholt), neus: naas (Posterholt, ... ) Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] || neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] II-10, III-1-1
neus (spotnamen) gevel: gevel (Posterholt), gével (Posterholt), kuit: kuit (Posterholt) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van de lepelboor naas: nās (Posterholt) Het aangescherpte, half bolvormige uiteinde van de lepelboor. [N 53, 162b] II-12
neus van een schoen naas: naas (Posterholt, ... ) Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)] || neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neusgaten: naasgate (Posterholt) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusriem naasriem: nāsrēm (Posterholt) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10