18163 |
opereren |
opereren:
operere (L387p Posterholt)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30321 |
opgelegde naald |
opdeknaald met dubbele sponning:
ǫp˱dęknǭlj met˱ døbǝl špǫneŋ (L387p Posterholt)
|
Tweevleugelramen sluiten met een naad tegen elkaar. Om deze naad dicht te houden wordt de ene vleugel aan de voor- en de andere aan de achterzijde voorzien van een rechtopgaande lat waarvan de ene helft half over de naad reikt en het andere gedeelte op de vleugel is bevestigd. Deze latten worden naalden genoemd. [N 55, 45a; N 55, 46]
II-9
|
19293 |
ophitsen |
stoken:
sjteuke (L387p Posterholt)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
uitscheiden:
oetsjeije (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
klaort op (L387p Posterholt)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26974 |
oplegger |
oplegscharnier:
ǫplęqšǝrnēr (L387p Posterholt)
|
Scharnier dat niet in het hout wordt ingelaten, maar er bovenop gespijkerd of geschroefd wordt. Het 'Bergse scharnier' heeft twee zwaluwstaartvormige bladen die met een losse bout aan elkaar zijn bevestigd. Zie ook afb. 61. [N 54, 82]
II-9
|
30359 |
oplegslot |
oplegslot:
ǫpleqšlǭt (L387p Posterholt)
|
Slot dat aan de binnenzijde van een deur op de deurstijl wordt geschroefd. Over het 'Frans slot' merkt Zwiers I op pag. 402 op: ø̄Het doet dienst als dag- en nachtslot, en is daartoe voorzien van drie schotels of schieters. Des nachts worden alleen de twee uiterste schotels gebruikt, welke in werking treden door het tweemaal omdraaien van den sleutel. Bij éénmaal omdraaien springt alleen de middelste schieter terug, die aan de binnenzijde aan den knop, welke zich ter rechterzijde van het slot bevindt, kan worden teruggetrokken, zonder dat van den sleutel behoeft te worden gebruik gemaakt.ø̄ [N 54, 102]
II-9
|
18811 |
opletten |
waken:
wake (L387p Posterholt)
|
aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18810 |
oplettend |
waakzaam:
waakzaam (L387p Posterholt)
|
oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gâêlt opma.kə (L387p Posterholt)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|