e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opereren opereren: operere (Posterholt) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgelegde naald opdeknaald met dubbele sponning: ǫp˱dęknǭlj met˱ døbǝl špǫneŋ (Posterholt) Tweevleugelramen sluiten met een naad tegen elkaar. Om deze naad dicht te houden wordt de ene vleugel aan de voor- en de andere aan de achterzijde voorzien van een rechtopgaande lat waarvan de ene helft half over de naad reikt en het andere gedeelte op de vleugel is bevestigd. Deze latten worden naalden genoemd. [N 55, 45a; N 55, 46] II-9
ophitsen stoken: sjteuke (Posterholt) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: oetsjeije (Posterholt, ... ) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: klaort op (Posterholt) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
oplegger oplegscharnier: ǫplęqšǝrnēr (Posterholt) Scharnier dat niet in het hout wordt ingelaten, maar er bovenop gespijkerd of geschroefd wordt. Het 'Bergse scharnier' heeft twee zwaluwstaartvormige bladen die met een losse bout aan elkaar zijn bevestigd. Zie ook afb. 61. [N 54, 82] II-9
oplegslot oplegslot: ǫpleqšlǭt (Posterholt) Slot dat aan de binnenzijde van een deur op de deurstijl wordt geschroefd. Over het 'Frans slot' merkt Zwiers I op pag. 402 op: ø̄Het doet dienst als dag- en nachtslot, en is daartoe voorzien van drie schotels of schieters. Des nachts worden alleen de twee uiterste schotels gebruikt, welke in werking treden door het tweemaal omdraaien van den sleutel. Bij éénmaal omdraaien springt alleen de middelste schieter terug, die aan de binnenzijde aan den knop, welke zich ter rechterzijde van het slot bevindt, kan worden teruggetrokken, zonder dat van den sleutel behoeft te worden gebruik gemaakt.ø̄ [N 54, 102] II-9
opletten waken: wake (Posterholt) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend waakzaam: waakzaam (Posterholt) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gâêlt opma.kə (Posterholt) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1