e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pacht, vruchtgebruik pacht: paxt (Posterholt) Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.] I-6
pachtboer halfe: halfǝ (Posterholt), pachter: pē̜ ̞xtǝr (Posterholt), pęxtǝr (Posterholt) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pɛxtǝ (Posterholt) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw halferse: halfǝrsǝ (Posterholt), halfǝršǝ (Posterholt), pachterse: pęxtǝrsǝ (Posterholt) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: pĕd (Posterholt) pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paad (Posterholt), péétsje (Posterholt), weg, weggetje: wêgske, wêgskes (Posterholt) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] || pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) champignon: šampəlju̞ŋ (Posterholt), kroddelenkaas: kroddelekiès (Posterholt), kroͅdələkì.əs (Posterholt), WLD  kròòdelekees (Posterholt, ... ) paddestoel [RND], [SGV (1914)] || Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een eetbare ~ in het algemeen (foens, kampernoelie). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een vergiftigde ~ in het algemeen (duivelskaas). [N 92 (1982)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf opgeblazen (dik): opgeblaoze (Posterholt), pafferig (dik): pafferig (Posterholt, ... ) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
pak slaag pak slaag: pak sjléég (Posterholt), slaag: sjléég gééve (Posterholt) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] || pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
pak, kostuum pak: ein nuu pak (Posterholt), pak (Posterholt, ... ) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3