e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinrasp pinrasp: penrasp (Posterholt) De rasp die men gebruikt om de uiteinden van de pennen aan de binnenkant van de schoen weg te raspen. Zie afb. 66. [N 60, 118d] II-10
pinstokken (voor de slee) pikken: pikke (Posterholt) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen balroos: pioenroos  balroos (Posterholt, ... ), WLD = pioenroos  balroos (Posterholt), WLD \'= pioenroos\'  balroos (Posterholt) [N 92 (1982)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
pissebed keldervarken: WLD  kelderverke (Posterholt) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kêêr (Posterholt), pit: WLD  pit (Posterholt) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)] I-7
pit, kern van fruit keets: kedz (Posterholt) [RND 08] I-7
plaat plaatmateriaal: plātmatrǝjāl (Posterholt) In het algemeen een groot langwerpig of vierkant stuk hout, eventueel met verschillende lagen. Plaatmateriaal is vaak 122 cm breed; de lengte is meestal afgeleid van deze maat, bijvoorbeeld 122 x 122 cm, 122 x 244 cm, enz. [N 56, 1a] II-12
plaats maken plaats maken: plaats maake (Posterholt) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats, ruimte plaats: ploats (Posterholt) plaats [SGV (1914)] III-4-4
plafond plafond: plǝfoŋ (Posterholt), plǝfǫŋ (Posterholt), zolder: zø̜ldǝr (Posterholt) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9