30375 |
plafondhanger |
plafondhanger:
plafǫŋhaŋǝr (L387p Posterholt)
|
Houten balk die onafhankelijk van de balklaag in de muur bevestigd is en dient om het plafond te dragen. Plafondhangers bestaan in de regel uit vuren ribben van 4,5 à 6 cm en steken 3 à 4 cm beneden het ondervlak van de balklaag uit. [N 54, 147]
II-9
|
30909 |
plaksel |
lijmpap:
līmpap (L387p Posterholt),
tarwemeel:
tarwemeel (L387p Posterholt)
|
Diverse plakmiddelen welke men voorheen gebruikte bij het maken van een schoen. Vóór de vinding en verbreiding van de Wener lijm kende men lijm van roggemeel en lijnzaadmeel, die men pap noemde (Liedmeier, pag. 20). Uit de antwoorden van Q 253, L 293, L 387 en Q 71 blijkt dat ook linzen, meel, tarwemeel en bloem grondstof voor deze plak kan zijn. Met dextrine wordt een gomachtige stof bedoeld, waarin zetmeel door de inwerking van zuren, oxyden etc. wordt omgezet (zie wbd II, afl. 3, pag. 708 s.v. plaksel. [N 60, 92a; N 60, 92b; N 60, 92c; N 60, 164a]
II-10
|
18454 |
plaksel [wld ii.10, p. 22] |
lijmpap:
liempap (L387p Posterholt),
tarwemeel:
tarwemeel (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u in het algemeen het plaksel dat men vroeger gebruikte? (pap, plaksel?) [N 60 (1973)] || Plaksel, gemaakt van roggemeel? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
32174 |
plank, legplank |
kastplank:
kasplaŋk (L387p Posterholt)
|
Plank in een meubel, en dan met name in een kast. [N 56, 133; N 56, 149a; monogr.]
II-12
|
32175 |
plankdrager |
plankendrager:
plaŋkǝdrāgǝr (L387p Posterholt)
|
Van hout, metaal of kunststof vervaardigde steun waarop de legplanken van een kast liggen. [N 56, 149b; monogr.]
II-12
|
24627 |
plantenstek |
stek:
WLD
stek (L387p Posterholt)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
26728 |
plas of meertje midden in de hei |
ven:
ven (L387p Posterholt)
|
N 27, 23a vroeg naar ''plas of meertje midden in de hei''; I, 19 vroeg naar ''plassen, gevormd na afgraving van de turf''; 11, 10 vroeg naar ''watergat, veenkuil'' en II, 11 naar een ''plas, vooral een halfdichtgegroeide veenplas''. Al deze vragen zijn in dit lemma versmolten. [N 27, 23a; I, 19; II, 10; II, 11]
II-4
|
17912 |
plassen (met water) |
klatsen:
klatsje (L387p Posterholt)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21774 |
plat praten |
plat spreken:
plat sjpraeke (L387p Posterholt)
|
plat praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24667 |
plataan |
plantaan:
WLD
plantaan (L387p Posterholt)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|