20955 |
rot |
rot:
WLD
ròòt (L387p Posterholt)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
WLD
ròòt (L387p Posterholt)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtštrǭl (L387p Posterholt)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
verschrompelen:
WLD
versjroompele (L387p Posterholt)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
verschrompelen:
WLD
versjroompele (L387p Posterholt)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
31060 |
roulette |
raadje:
raadje (L387p Posterholt)
|
Instrument, bestaande uit een al of niet afgeschuind tandwieltje op een asje gemonteerd, waarmee men een sierkarteltje maakt op de zijkant van de hak of de zool. Zie afb. 59. [N 60, 125]
II-10
|
24066 |
rouw dragen |
rouw dragen:
rouw drage (L387p Posterholt)
|
Rouw dragen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20421 |
rouwbrief |
rouwbrief:
rouwbreef (L387p Posterholt)
|
De rouwbrief. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24065 |
rouwkrans |
lijkkrans:
liekkrans (L387p Posterholt)
|
De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20446 |
rouwsluier |
voile:
faol (L387p Posterholt)
|
een rouwsluier, voile, falie [N 96D (1989)]
III-2-2
|