e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurtje schop: sjòp (Posterholt) Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] III-2-1
schuw bang: bang (Posterholt), schuw: WLD  sjōē (Posterholt) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] || schuw [SGV (1914)] III-1-4, III-4-2
selderij selderie: WLD  selderie (Posterholt), WLD = selderij  selderiej (Posterholt, ... ) selderij [N 92 (1982)] || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): semenarie (Posterholt) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering kruidnagel: kroetnagel (Posterholt, ... ), sering  kroetnagel (Posterholt, ... ), WLD = sering  kroetnagel (Posterholt, ... ) [N 92 (1982)] [SGV (1914)]sering [N 92 (1982)], [SGV (1914)] I-7, III-4-3
servies servies: servīēs (Posterholt) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
sierkleedje, antimakassar dekje: daekske (Posterholt), kleedje: kleitsje (Posterholt) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
siersteken opleggen fratsen stikken: fratsǝ štekǝ (Posterholt) Versieringen op schoenen of laarzen stikken. [N 60, 62] II-10
sigarenpijpje spitsje: sjpitske (Posterholt) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sik sik: sek (Posterholt), siek (Posterholt) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] I-12, III-1-1