22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpeehle (L387p Posterholt),
sjpeele (L387p Posterholt),
sjpele (L387p Posterholt)
|
spelen [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || Spelen.
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partij:
partie (L387p Posterholt),
potje:
pøͅtsjə (L387p Posterholt),
spelletje:
Sub SPEL.
sjpelke (L387p Posterholt)
|
[Spelletje]. || Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32981 |
spelt |
spelt:
spɛlt (L387p Posterholt)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēnǝ (L387p Posterholt)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
17719 |
sperma |
sperma:
sjperma (L387p Posterholt),
zaad:
zaod (L387p Posterholt)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessenbonen:
WLD
prinsesseboon (L387p Posterholt)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
sudderen:
suddere (L387p Posterholt)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30350 |
speun |
bovenscharnier:
bǭvǝšǝrnēr (L387p Posterholt),
onderscharnier:
ø̜ŋǝršǝrnēr (L387p Posterholt)
|
Soort scharnier voor kleine deuren. De speun bestaat uit een plaatje met kleine stift dat op de boven- en onderkant van kleine deuren, bijvoorbeeld van kasten, wordt aangebracht. In de omtimmering daartegenover wordt een vergelijkbaar plaatje met gat geschroefd waarin de stift van de speun kan worden gestoken. [N 54, 91; monogr.]
II-9
|
31980 |
speunmal |
fitsenmal:
fetsǝmal (L387p Posterholt)
|
Mal waarmee speunen op de zijkant van een deur kunnen worden afgeschreven. Een speun is een soort scharnier die vooral bij kleine deuren wordt aangebracht. Zie ook afb. 106 en het lemma ɛspeunɛ in Wld II.9, pag. 138. Het werken met de speunmal werd in L 387 afkruisen (āfkrȳtsǝ) genoemd.' [N 53, 196b]
II-12
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
sjpeegel (L387p Posterholt),
špēgǝl (L387p Posterholt)
|
Elk van de door de dwars- en spiegelklampen omlijste vakken. [N 55, 23e] || spiegel [SGV (1914)]
II-9, III-2-1
|