e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toogpin toognagel: tōxnāgǝl (Posterholt) De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.] II-12
toonbank gaam: gaam (Posterholt), toonbank: toonbank (Posterholt) de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)] III-3-1
torenhaan t hantje van dn taore?].: haan (Posterholt) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: toresjpits (Posterholt) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk torenklok: toreklok (Posterholt) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen lossnijden: losšni-jǝ (Posterholt) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif lachduif: lachdoef (Posterholt), tortelduif: torteldoef (Posterholt), tòrteldoef (Posterholt) tortelduif || Tortelduif. III-3-2, III-4-1
touwtjespringen koordjespringen: Sub TOUW (z. KOORD): touw {v, -e, tuike}...  käördsje zelke sjpringe (Posterholt), touwtjespringen: Sub TOUW (z. KOORD): touw {v, -e, tuike}...  tuike sjpringe (Posterholt) [Touwtje springen]. III-3-2
traag traag: traog (Posterholt), troag (Posterholt) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4
traag praten zemelen: zemmele (Posterholt) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1