e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ursuline ursuline: ursulien (Posterholt) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaandel drapeau (fr.): drappeau (Posterholt, ... ), [Met afbeelding].  drepo (Posterholt), vaan: De vaan sjlaon [het vaandel zwaaien].  vaan (Posterholt) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] || Vaandel. || Vaandel: bij harmonie. III-3-2
vaars rind: renjt (Posterholt), vaars: vɛrš (Posterholt) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelsplag: šoͅtəlsplak (Posterholt) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen invamen: envē̜mǝ (Posterholt) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vader (Posterholt) vader [SGV (1914)] III-2-2
vagebond schooier: sjòòjer (Posterholt) een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
vagevuur vagevuur: vagevuur (Posterholt, ... ) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
vagina, geslachtsorgaan van de merrie schede: šęi̯ (Posterholt) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vak van een kast vak: vak (Posterholt) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1