17768 |
vinger |
vinger:
finger (L387p Posterholt),
vingere (L387p Posterholt),
viŋər (L387p Posterholt)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
25308 |
vinger, maat kleiner dan een duim |
vinger:
vinger (L387p Posterholt)
|
de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoedskruid:
WLD
vingerhoedskrōēt (L387p Posterholt)
|
Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17769 |
vingerlid |
vingerkootje:
fingerkēūtje (L387p Posterholt)
|
(vinger)kootje [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
fikke (L387p Posterholt)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22671 |
viool |
viool:
fiool (L387p Posterholt),
NB VIOLIST, violis.
fiool, viool (L387p Posterholt)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool.
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
bosviooltje:
WLD = maartsviooltje
bòòsjvieulke (L387p Posterholt),
viooltje:
viooltjes
fiejeulkes (L387p Posterholt),
WLD
fieeulke (L387p Posterholt),
WLD = viooltje
fieeulke (L387p Posterholt),
wild viooltje:
WLD
wiltj fieeulke (L387p Posterholt),
WLD = driekleurig viooltje
wíltj-fieulke (L387p Posterholt)
|
[N 92 (1982)] [N 92 (1982)]
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vösj (L387p Posterholt),
vösje (L387p Posterholt)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
32118 |
visbekprofiel |
visprofiel:
vø̄šprǝfil (L387p Posterholt)
|
Profiellijst met een driehoekige inkeping. Zie ook het lemma ɛafschuiningɛ, pag. 42' [N 54, 67d, add.]
II-12
|
30456 |
visgraatpatroon |
visgraatprofiel in verstek:
vøš˲grǭtprǝfil en vǝrštē̜k (L387p Posterholt),
visgraatprofiel stuik tegeneen:
vøš˲grǭtprǝfil štø̜jk tē̜ŋǝ-ęjn (L387p Posterholt)
|
š˲grǭtprǝfil en vǝrštē̜k L 387; %%de volgende termen duiden een haaks visgraatpatroon in een parketvloer aan: de strookjes hout vormen een hoek van 45¬∞ met de lengte- en breedtelijnen en sluiten rechthoekig in elkaar%% visgraat die voorspringt: veš˲grǭt ˲dē̜ vȳršpre [N 54, 131a; N 54, 131b; N 54, 131c]
II-9
|