e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bochel bult: bultj (Posterholt), böljt (Posterholt), pokkel: pŭkkel (Posterholt) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] III-1-2
bochtscharnier scharnier voor opdekramen: šǝrnēr vø̄ǝr ǫp˱dękrāmǝ (Posterholt) Scharnier waarvan de bladen van een rechthoekige bocht zijn voorzien. Bochtscharnieren worden gebruikt wanneer een raam, deur, luik etc. om de kantelaaf van een muur moet draaien of wanneer het scharnier op de binnenzijde van de deur moet worden aangebracht. Zie ook afb. 62. [N 54, 84] II-9
bod bod: bod (Posterholt) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
bodem bodem: bǭm (Posterholt) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
boek boek: book (Posterholt) boek [SGV (1914)] III-3-1
boek kaarten spel: sjpeel (Posterholt) Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)] III-3-2
boeket ruiker: WLD  ruuker (Posterholt) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3
boekweit boekweit: bukǝnt (Posterholt), bǫkǝt (Posterholt) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitpannenkoek boekweitskoek: bŏkkes kook (Posterholt) boekweiten koek [SGV (1914)] III-2-3
boenborstel boenborstel: bunbø̜rštǝl (Posterholt) De smalle borstel waarmee de was bij het opboenen wordt uitgeborsteld. [N 56, 60a] II-12