31999 |
werkbanklade |
lade:
lā (L387p Posterholt)
|
De lade die soms onder het werkblad is aangebracht en onder meer voor het opbergen van (klein) gereedschap wordt gebruikt. [N 53, 208d]
II-12
|
31997 |
werkbankonderstel |
frame:
frēm (L387p Posterholt)
|
Het dragende, op de vloer staande deel van werkbank waarop het werkbankblad rust. Zie ook afb. 113. [N 53, 208e]
II-12
|
18115 |
werkblaar |
pitsblaar:
pitsblaor (L387p Posterholt)
|
Een brandblaar. [DC 14 (1946)]
III-1-2
|
18597 |
werkdaagse jas |
jas voor `s werkdaags:
eene jas veur sjwĕrdes (L387p Posterholt),
werkdaagse jas:
eene wĕrdesche jas (L387p Posterholt)
|
werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
eene jas veur sjwĕrdes (L387p Posterholt),
eene wĕrdesche jas (L387p Posterholt),
sjwerdese kleier (L387p Posterholt)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] || werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wirke (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt,
L387p Posterholt),
wirəkə (L387p Posterholt)
|
arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND]
III-3-1
|
33336 |
werken op de boerderij |
wolven:
wou̯vǝ (L387p Posterholt)
|
Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c]
I-6
|
18574 |
werkkleren |
oude kleren:
aw kleijer (L387p Posterholt)
|
De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
dapper:
dapper (L387p Posterholt)
|
niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27685 |
werkplaats |
timmermanswerkplaats:
tømǝrmanswerǝkplāts (L387p Posterholt)
|
De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.]
II-12
|