23737 |
wijwaterbakje |
wijnwatersbakje:
wienwatersbekske (L387p Posterholt)
|
Een wijwatersbakje, thuis op de slaapkamer [wïjewatersbekske, wiejwassesjpötje, fintwaterbekske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23601 |
wijwateremmer |
wijnwateremmer:
wienwaterummer (L387p Posterholt)
|
Het wijwatervat, de wijwateremmer. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23600 |
wijwaterkwast |
wijnwaterskwast:
wienwaterskwast (L387p Posterholt)
|
De wijwaterkwast. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23453 |
wijzerplaat van het torenuurwerk |
wijzerplaat:
wiezerplaat (L387p Posterholt)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23454 |
wijzers van het torenuurwerk |
wijzers:
wiezers (L387p Posterholt)
|
De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24278 |
wilde gans |
wilde gans:
(wilj) gans (L387p Posterholt)
|
gans, wilde —
III-4-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
wilde roos:
-
wilj roos (L387p Posterholt),
WLD
wilj roos (L387p Posterholt)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijm:
WLD
tiem (L387p Posterholt)
|
Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24679 |
wilde wingerd |
wilde wingerd:
-
wilje wingerd (L387p Posterholt)
|
wilde wingerd [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
32859 |
wilde zuring |
zuring:
zȳreŋ (L387p Posterholt)
|
Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.]
I-3
|