23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wòònjere doon (L387p Posterholt)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
hoezen (L387p Posterholt),
wonen:
wone (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
woonwagen:
woonwage (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] || Woonwagen.
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
woord (L387p Posterholt)
|
woord [SGV (1914)]
III-3-1
|
30806 |
worm- en horzelgat |
horzelsteek:
hǫrzǝlštę̄k (L387p Posterholt)
|
Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7]
II-10
|
21014 |
wormstekig |
zit de worm in:
WLD
zit de wòòrm in (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
22430 |
worstelen |
vechten:
vechte (L387p Posterholt),
worstelen:
woorstelle (L387p Posterholt),
worsjtele (L387p Posterholt),
worstele (L387p Posterholt)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] || Worstelen.
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
worstenbroodje:
woorsjtebreudsje (L387p Posterholt)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25766 |
wort |
bier:
bēr (L387p Posterholt)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|
25776 |
wort koelen |
afkoelen:
āfkø̄lǝ (L387p Posterholt)
|
De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.]
II-2
|