23804 |
zijn pasen doen |
pasen houden:
paosje haaje (L387p Posterholt)
|
De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23805 |
zijn pasen houden |
pasen houden:
pausje hawte (L387p Posterholt)
|
Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
meeleven:
mitlaeve (L387p Posterholt),
stuiten:
sjtuute (L387p Posterholt)
|
genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
tot tien tellen:
toet teen telle (L387p Posterholt)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziepaad (L387p Posterholt)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32185 |
zijsponde |
zijplank:
zījplaŋk (L387p Posterholt)
|
Elk van de twee verwijderbare zijkanten van een, meestal houten, bed. [N 56, 178d]
II-12
|
24725 |
zijtak |
zijtak:
WLD
zie-tak (L387p Posterholt)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
planken (mv.):
plɛŋk (L387p Posterholt)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
wortels:
wortels (L387p Posterholt)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
25318 |
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder |
morgen:
± 3300 m2
morge (L387p Posterholt)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)]
III-4-4
|