e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boorsel boorsel: bǭrsǝl (Posterholt) Het fijne houtstof dat tijdens het boren uit het boorgat te voorschijn komt. [N 53, 181; monogr.] II-12
boos kwaad: kwaod (Posterholt), kwoad (Posterholt) 01; kwaad [SGV (1914)] || boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] III-1-4
boot(je) boot(je): boot (Posterholt) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord telder: telder (Posterholt) bord [Roukens 03 (1937)] III-2-1
borderel matenlijstje: mǭtǝlīskǝ (Posterholt) Lijstje waarop de maten staan genoteerd, bijvoorbeeld wanneer hout met behulp van de smetlijn afgetekend moet worden. [N 53, 204c] II-12
borduren borduren: bordure (Posterholt) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
boren boren: bǭrǝ (Posterholt) [N 53, 180a; monogr.] II-12
borg borg: börg (Posterholt) borg [SGV (1914)] III-3-1
borgen uitstel (zn.): oetsjteil (Posterholt) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borrel: borrel (Posterholt) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3