29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ērdǝ pǫt (L387p Posterholt),
duppen:
døpǝ (L387p Posterholt)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
aardmannetje:
eerdmĕnke (L387p Posterholt)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
17653 |
aars |
gat:
gáát (L387p Posterholt)
|
aars, darmuitgang [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
reet:
rêêt (L387p Posterholt)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
24073 |
aartsbisschop |
aartsbisschop:
aartsbussjop (L387p Posterholt)
|
Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23897 |
aartsengel |
aartsengel:
aartsingel (L387p Posterholt)
|
Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19283 |
aarzelen |
aarzelen:
aarzölle (L387p Posterholt)
|
uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
roeten oas (L387p Posterholt),
Klaverenaos.
aos (L387p Posterholt),
Sub KAART.
aos (L387p Posterholt)
|
Aas: 2. in kaartspel. || Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] || Kaartsoorten: [aas].
III-3-2
|
23415 |
absis |
koor:
koor (L387p Posterholt)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23991 |
absolutie |
absolutie (<fr.):
absolutie (L387p Posterholt)
|
Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|