e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deeg deeg: deig (Posterholt) deeg [SGV (1914)] III-2-3
deeg kneden kneden: knēhǝ (Posterholt), knē̜ (Posterholt), mengen: meŋǝ (Posterholt) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
deeg kneden met de voeten treden: trē̜ (Posterholt) Een eventueel opgegeven object "deeg" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 20c; N 6, 47; N 29, 20b; monogr.] II-1
deegbollen hun broodvorm geven opmaken: opmākǝ (Posterholt) Als de bollen voldoende gerezen zijn, gaat men ze vormen tot het gewenste model. Dit houdt in dat men van de bol een deegstrook van een bepaalde lengte maakt (Schoep blz. 100). Vervolgens vouwt men de beide uiteinden van de strook naar elkaar toe. Dan vormt men een deegplak die een trapeziumvorm heeft, d.w.z. de bovenste horizontale zijde is korter dan de onderste. Tenslotte rolt men met de palm van de hand het brood in de gewenste vorm. [N 29, 36; N 29, 30b; monogr.] II-1
deegkleed linnen zak: %%meervoud%%  līnǝ zɛk (Posterholt) Het doek of iets dergelijks waarmee het deeg tijdens het rijzen wordt afgedekt. Ten aanzien van "meelzak" merkt men op dat deze leeg moet zijn of oud of dicht of omgekeerd. Wat "doek" betreft zegt men dat deze warm of vochtig moet zijn. [N 29, 27] II-1
deerniswekkend meevoelen: mitveule (Posterholt) een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
degelijk degelijk: deegelik (Posterholt), grondig: grŏĕnjig (Posterholt) degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)] III-1-4
deken deken: daeke (Posterholt) Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): daekenaat (Posterholt) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken dekken: WLD  deyke (Posterholt) Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2