e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dijk dijk: diek (Posterholt) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik worden stijven: stieve (Posterholt) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke neus dikke neus: dieke naas (Posterholt), knop: knoep (Posterholt) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] III-1-1
dikke want want: wantje (Posterholt) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke wollen sjaal wollen sjaal: wòòle sjaal (Posterholt) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel mantel: mantjel (Posterholt) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] III-1-3
dinsdag dinsdag: deesdig (Posterholt), dinsdig (Posterholt), ich kŏĕm deesdig (Posterholt) dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] || Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)] III-4-4
dirigent directeur: *: verouderd.  dirrekteur (Posterholt), dirigent: dirigent (Posterholt), dirizjent (Posterholt) De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)] || Dirigent. III-3-2
dirigent van het zangkoor dirigent (<du.): dirigent (Posterholt) De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)] III-3-3
dispensatie dispensatie (<fr.): dispensatie (Posterholt) De ontheffing, vrijstelling van een kerkelijk gebod of voor-schrift (op het gebied van de zondagsheiliging, vasten en onthouding, huwelijk). [N 96D (1989)] III-3-3