e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Putbroek

Overzicht

Gevonden: 494

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was bleken bleken: blei:kə (Putbroek) het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was invochten sprinkelen: špriŋkələ (Putbroek) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
deksel van de karnton stopsel: štø̜psǝl (Putbroek) Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.] I-11
derdeling drieëling: dri-jǝleŋ (Putbroek) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
dienblad dienblad: dēnblāt (Putbroek) dienblad [DC 27 (1955)] III-2-1
dissel dissel: desǝl (Putbroek), disselboom: desǝlbǫu̯m (Putbroek) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13
dood (bn.) dood: dōtə (Putbroek) dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodskist doodskist: dōēətskis (Putbroek), dôêtskis (Putbroek) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doordeweekse (werk)schort werkscholk: wirkšollək (Putbroek) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
doorn, stekel doorn (mv.): dör (Putbroek) doornen [DC 23 (1953)] III-4-3