e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerel kerel: kèrel (Puth) kerel [SGV (1914)] III-3-1
kerk kerk: hae waor te vreu:g in de kirk (Puth), kirk (Puth) kerk [SGV (1914)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kirkuf (Puth, ... ), kirkuuf (Puth) Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkuil kerkuil: kirkuu:l (Puth) uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)] III-4-1
kerkwaarts naar de kerk: noa de kirk (Puth, ... ) kerkwaarts [SGV (1914)] III-3-3
kermis op sacramentsdag bronkkermis: bronkkermis (Puth) kermis op sacramentsdag [VC 33 (1967)] III-3-2
kersenpannenkoek kersenkoek: keesjekoo.k (Puth) Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
ketsgereedschap ketsgetuig: ketsgetuug (Puth) slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)] III-2-1
kever, tor kever: kever (Puth), tor: tor (Puth) kever [SGV (1914)] || tor [SGV (1914)] III-4-2
kibbelen knibbelen: knebbele (Puth) kibbelen [SGV (1914)] III-3-1