e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lap op een schoen huif: hōēf (Puth) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
laster laster: laster (Puth) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Puth) lastig [SGV (1914)] III-1-4
laten laten: loate (Puth) laten [SGV (1914)] III-1-2
latierboom schot: šǫt (Puth) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lawaai maken laweit maken: laweitj make (Puth) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: laweitj (Puth) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lebmaag lebmaag: lɛb˱māx (Puth), maag: māx (Puth) De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d] I-11
lederen pantoffel pantoffel: pantoefele (Puth) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeftijd, ouderdom ouder: geer gaot noch good veur eine van eure  awwer (Puth), geer gaot noch good veur eine van euren  awwer (Puth) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2