e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulvruchten afhalen bonen afhalen: boine aafhole (Puth) boonen afhalen [SGV (1914)] III-2-3
piepen sjierpen: šerpǝ (Puth) Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12
pijnscheut pijn: [alg.]  pien (Puth), steek: [-> lm. pijnscheut, rk]  sjteek in de zie (Puth) Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] III-1-2
pijpbeen pijp: pip (Puth) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
pimpelmees blauwkopje: blauwköpke (Puth), blauwstaartje: blawsjtertje (Puth), pimpelmees: pimpelmeis (Puth) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pinksterbloem pinksterbloem: peŋkstǝrblōm (Puth), -  pinksterbloom (Puth) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
pinksteren pinksten: Pingste (Puth) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikken: piekke (Puth) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pissebed molenvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  meulevèrke (Puth) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kèr (Puth) kern [SGV (1914)] I-7