e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de gans gans: gau̯s (Puth) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de kip hoen: hōn (Puth), jiep, jiep, jiep: jip, jip, jip (Puth), kuik, kuik, kuik: kyk, kyk, kyk (Puth) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe koe: kou̯ (Puth), kom hier dè: kǫm ī dē̜ (Puth) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor een big bag: bax (Puth), kuus, kuus, kuus: kyš, kyš, kyš (Puth) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf kalf: kau̯f (Puth), moets, moets: mūtš mūtš (Puth) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken kuik, kuik, kuik: kyk, kyk, kyk (Puth), kuiken: kȳkǝ (Puth), tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Puth) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kyš, kyš, kyš (Puth), varken: vɛrkǝ (Puth) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam kom, kom: kom, kom (Puth), lammen: lamǝ (Puth) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap kom hier dèè: komidɛ, komidɛ (Puth), schaap: šǭp (Puth) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen roepen: róópə (Puth) roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1