e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slip-over stoep: sjtuub (Puth) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas hever: Ook wel. [sic, afl. van heffen, heven?]  heever (Puth), slipjas: sjlupjas (Puth) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas: spotnamen bodemkletser: baomekletsjer (Puth) jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous gamasche: kamasj (Puth), kemasche (Puth), slobkous: sjlopkous (Puth) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || slobkous [SGV (1914)] || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
slokdarm strots: sjtrôôts (Puth) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
slons (slodder?) sloor: sjloer (Puth, ... ) slons [SGV (1914)] III-1-4
slot slot: slōǝt (Puth) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluier sluier: sjluier (Puth) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar kletshaar: kletsch-hòòr (Puth) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren koereloeken: [sic]  kōēreloeke (Puth), ungeren (ww.): unjere (Puth) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2