e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne wollen kous fijne wollen hoos: fīēn wölle hôôze (Puth) kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zijden dameskous fil d`cosse (fr.): Van Dale: fil décosse (Fr.), glanzend tweedraads katoengaren, glansgaren.  fieldekos (Puth) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous rouwhoos: rouwhôôze (Puth) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durven dorren: darre (Puth), durven: durve (Puth) durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
duur duur: duur (Puth) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
duwen duwen: duje (Puth) duwen [SGV (1914)] III-1-2
dwarsbalk van de hooihark kop: kǫp (Puth) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsdrijven dwarsdrijven: dweesjdrieve (Puth) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4
dwarsdrijver dwarsdrijver: dweesjdriever (Puth) dwarsdrijver [SGV (1914)] III-1-4
dweil dweil: dweil (Puth), schrobdoek: sjroepdook (Puth) grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1